INTRAPERSOONLIJKE FACTOREN • Self efficacy (zelfwaarde, zelfrespect, geloof in jezelf, gevoel dat je het zelf kan: interne locus of controle, zelfvertrouwen, gevoel van identiteit) • Autonomie • Doelbeleving • Oriëntatie op doel en voortgang • Hoge verwachtingen voor succes, optimisme en hoop • Persoonlijke verantwoordelijkheid • Geloof, moraal • Humor • Positief temperament • Vertrouwen • Altruïsme • Creativiteit • Persistentie, vastberadenheid, innerlijke wil en motivatie • Flexibiliteit • Kritisch bewustzijn • Vermogen tot loslaten | INTERPERSOONLIJKE STEUN • Ouders/Familie: - ouderlijk toezicht op de tijd na school - opvoedings-/ouderschapstijl - ouderlijke betrokkenheid bij school - hoge verwachtingen voor succes - warmte/cohesie/stabiliteit in het gezin - vrije tijd samen als een familie doorbrengen - positieve communicatie en bevestiging binnen het gezin - pro-actieve houding en confrontatie met problemen thuis - respectvolle structuur en consequente regels en gevolgen thuis - ouderlijke stimulering van autonomie • Leraren/Andere volwassenen: - hoge verwachtingen op succes - relatie waaruit vertrouwen spreekt - emotionele ondersteuning positieve rolmodellen - netwerk dat gelooft in student. • Peers (netwerk voor het bereiken van peers) • Netwerk van informele relaties |
SOCIALE/COPING VAARDIGHEDEN • Actieve coping stijlen: - probleemoplossing - vermogen om te plannen - teamwerk - effectieve communicatie - actief emotionele meningsuiting - positieve self-talk - impuls controle • Sterke capaciteit om relaties te vormen, interpersoonlijk bewustzijn, empathie en sociale responsiviteit • Cognitieve competentie, kan gevolgen zien • Erkenning van de culturele diversiteit, gevoeligheid • Realistische beoordeling van de omgeving, capaciteit om productieve betekenissen aan gebeurtenissen te geven, gezond perspectief op tegenspoed • Kritisch/Reflectief denken • Bereidheid om hulp te zoeken • Kan van huis weggaan, iets buiten huis doen en weer aanhaken thuis • Ontbreken van niet-productieve coping vaardigheden - tobben - wensend denken - spanning verminderen - negeren van het probleem - jezelf de schuld geven en isoleren | INSTITUTIONELE STEUN • Kansen voor jongeren om op constructieve wijze deel te nemen in de gemeenschap • Sterke verbinding tussen school, gezin en gemeenschap • Toegang tot alternatieve programma's en buitenschoolse activiteiten (na schooltijd en in de zomer) • Uitdagend schoolcurriculum • Stabiele, ondersteunende en respectvolle schoolomgeving • Breed scala aan hulpbronnen in de gemeenschap (culturele, geestelijke, gezondheid, onderwijs, welzijn en veiligheid) • Gemeenschap/School zien jongeren als belangrijke middelen en belonen inzet • Consequente meningsuiting van gemeenschapswaarden en normen ten aanzien van ‘goed’ gedrag • Formeel sociale ondersteuning door school/religieuze verbondenheid |