zondag 12 juni 2011

reflecteren op buitenschools leren


Het is de moeite waard om als mbodeelnemer voortdurend te kunnen reflecteren op loopbaancompetenties, vooral om het buitenschools leren te verbinden met binnenschools leren.
Pedagogiek als onderdeel van de beroepsvorming is belangrijk

Kwaliteitenreflectie (‘Wat kan ik?’)
Deze competentie gaat over het onderzoeken waar je goed in bent en minder goed in bent. Als je weet waar je goed in bent en wat je kwaliteiten zijn, ga je nadenken over hoe je deze kwaliteiten kunt inzetten om je doelen in je opleiding en in het werk te behalen.
Indicatoren kwaliteitenreflectie:
-          Ik weet waar ik goed en minder goed in ben;
-          Ik weet welke kwaliteiten ik kan inzetten voor het beroep wat ik wil gaan doen;
-          Ik kan de ontwikkeling van mijn beroepscompetenties en mijn talenten in verband brengen met eerdere    ervaringen in mijn leven en met beelden/inzichten over mijn toekomstige studie- en arbeidsloopbaan, c.q.  levensloop.
Motievenreflectie (‘Wat wil ik en waarom wil ik dat?’)
Motievenreflectie gaat over de wensen en de waarden die van belang zijn voor je loopbaan. Bij
motievenreflectie onderzoek je wat werkelijk belangrijk is voor je in het leven. Je denkt na over wat je
voldoening geeft en wat je nodig hebt om prettig te kunnen werken.
Indicatoren motievenreflectie:
-          Ik kan aangeven wat ik leuk en interessant vind aan mijn opleiding;
-          Ik weet wat mijn werkwaarden zijn;
-          Ik kan verband leggen tussen eerder ervaringen in mijn leven en mijn waarden;
-          Ik kan verband leggen tussen beroepsdilemma’s en mijn waarden.
Werkexploratie (‘Waar vind ik werk dat bij me past?’)
Werkexploratie gaat over het onderzoeken van werk en op waar de kansen op de arbeidsmarkt zijn. Bij deze competentie ga je ontdekken wat bepaald werk van je vraagt, welke kennis en vaardigheden je hiervoor nodig hebt. Maar ook welke waarden in dit werk van belang zijn; komen deze overeen met jouw waarden? Werkexploratie gaat ook over hoe je geschikt werk kunt zoeken. Bijvoorbeeld hoe je een sollicitatiebrief schrijft, informatie kunt verzamelen en een gesprek kunt voeren.
Indicatoren werkexploratie:
-          Ik heb een beeld van de inhoud van het werk waarvoor ik leer;
-          Ik weet welke beroepscompetenties nodig zijn in het werk waarvoor ik leer;
-          Ik weet welke leeractiviteiten ik moet ondernemen om die beroepscompetenties te kunnen ontwikkelen;
-          Ik kan de organisatiecultuur van een bedrijf onderzoeken;
-          Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen in het werkveld;
-          Ik kan ontwikkelingen en cultuur in verband brengen met mijn kwaliteiten en motieven;
-          Ik weet wat de actuele beroepsdilemma’s zijn in het werk waarvoor ik leer.
Loopbaansturing (‘Hoe bereik ik dat?’)
Loopbaansturing heeft te maken met keuzes maken en het onderzoeken van de gevolgen van die keuzes. Bij loopbaansturing ga je acties ondernemen om je eigen loopbaan te sturen. Bijvoorbeeld een bepaalde opleiding volgen waardoor je een beroep kunt uitoefenen dat bij je past. Of door met anderen te gaan praten over wat je wilt en kunt. Je plant de activiteiten die je wilt ondernemen. En je organiseert de hulp die je hierbij nodig hebt. Loopbaansturing heeft te maken met het heft in eigen hand te nemen en initiatief te tonen.
Indicatoren loopbaansturing:
-          Ik kan doelen stellen voor mijn studieloopbaan;
-          Ik baseer keuzes in mijn leerproces op mijn kwaliteiten en waarden, en op mijn toekomstwensen;
-          Ik organiseer de begeleiding die ik nodig heb om mijn leerproces te sturen;
-          Ik stem mijn mogelijkheden en (ontwikkel)wensen af de specifieke situatie van de stage/werkorganisatie  en/of arbeidsmarkt;
-          Ik toon mijn kwaliteiten en motieven in werk, stage en op de arbeidsmarkt.
Netwerken (‘Wie kan me daarbij helpen?’)
De loopbaancompetentie ‘netwerken’ gaat over contacten opbouwen en onderhouden die je helpen in je loopbaan. Deze contacten gebruik je bijvoorbeeld om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en welke mogelijkheden er allemaal zijn. Je kunt je contacten uit je netwerk ook gebruiken om daadwerkelijk een nieuwe baan te vinden. Het blijkt dat je de meeste kans hebt om een nieuwe baan te vinden, wanneer contacten uit je netwerk je hierbij helpen.
Indicatoren netwerken
-          Ik beschik over een netwerk van mensen die mij kunnen helpen bij mijn (studie)loopbaan;
-          Ik onderhoud mijn netwerk en breid het uit;
-          Ik kan iets betekenen voor mensen in mijn netwerk.

bronnen: Marinka Kuijpers en Frans Meijers, Annemarie Oomen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten