donderdag 2 juni 2011

test verbinden van buitenschools leren met binnenschools leren


Publicatie over binnenschools leren en buitenschools leren.
Het leren zal verdiepen wanneer de kwaliteit van de verbinding tussen binnenschools leren en buitenschools leren groot is. Er zijn vele instapmogelijkheden, meerdere verbindingen. We hebben een Lemniscaat ontwikkeld als model dat helpt om de kwaliteit tussen binnenschools en buitenschools leren vice versa vorm te geven.
Een cd-rom geeft een inkijkje in praktijksituaties van scholen over formeel, non-formeel, informeel en semi-formeel leren. 


Test je opvatting over buitenschools leren

De test leidt niet tot een conclusie over die opvattingen maar is bedoeld om je opvattingen scherp te krijgen. Bij het lezen van het boekje ontdek je of die opvatting je helpt bij het verbinden van binnenschools en buitenschools leren of dat het je hindert.
Hieronder staan  een aantal opvattingen. Deze zijn steeds geformuleerd in twee uitersten. Bedenk steeds: kies ik meer voor A of meer voor B?

Impliciete kennis
A: Kennis sla je op en op het moment dat je het moet toepassen, boor je het vanzelf aan.
B: Als je kennis niet nu leert toepassen, zal je er niets aan hebben.

Wat je bijblijft
A: Je leert wat je op jou persoonlijk indruk maakt.
B: Je leert wat belangrijk is van de vakinhoud.

Algemene vorming
A: Algemeen vorming verrijkt je leven.
B: Algemene vorming is nutteloos.

Echt leren
A: Leerlingen leren pas als ze gemotiveerd zijn, er aan toe zijn en het willen weten.
B: Leerlingen leren wanneer het programma dat aangeeft.

Leuk
A: Hoe leuker het onderwijs, des te beter wordt er geleerd.
B: Of het onderwijs leuk is, maakt niet uit voor de kwaliteit van het leren.

Abstract en praktisch
A: Je begrijpt een abstract begrip pas wanneer je het kan koppelen aan een praktische ervaring.
B: Je begrijpt een abstract begrip als je het theoretisch kan omschrijven.

Leerstijlen
A: Bij het lesgeven moet je altijd rekening houden met de verschillende leerstijlen van leerlingen
B: ·De leerling koppelt het aanbod zelf aan zijn leerstijl.

Talen leren
A: Je leert eerst de theorie of grammatica en daarna pas je het toe.
B: Je leert door te doen.

Toetsen
A: Je leert voor een toets en daarna vergeet je het.
B: Je leert omdat het interessant is.

Beklijven
A: Je leert het globaal om je te kunnen redden.
B: Je leert om het heel precies te kennen.

Organisatie I
A: De buitenwereld binnenhalen krijg je niet georganiseerd.
B: De buitenwereld binnenhalen kan altijd en overal.

Organisatie II
A: Buiten de school leren is lastig te organiseren.
B: Buiten de school leren kan altijd en overal.

Toepassen
A: Wat je op school leert, hoef je niet te kunnen toepassen in de buitenwereld.
B: Wat je op school leert, moet je kunnen toepassen in de buitenwereld.

Pendelen
A: Buiten en binnen school verbinden doe je met een goed buitenschools project.
B: Buiten en binnen school verbinden doe je door steeds heen en weer te gaan.

Vakintegratie
A: Buiten en binnen school verbinden doe je per vak.
B: Buiten en binnen school verbinden gaat het best met een aantal vakken samen.

Betekenis
A: Buitenschools leren is betekenisvol.
B:  De lessen in de klas zijn betekenisvol.
bestellen: www.aps.nl; bestelnummer 962043

Geen opmerkingen:

Een reactie posten